Zoals reeds genoegzaam geweten is, is mijn voornaamste bron van inspiratie woede vanwege de wereld in het algemeen en mijn dagelijks leven in het bijzonder. Welnu, de zomermaanden brengen behalve warm weer (nu ja, in voorgaande jaren althans) ook een vakantiejob met zich mee. En een vakantiejob frustreert mij mateloos, maar is absoluut onvermijdbaar, aangezien mijn ouders hun geld liever spenderen aan reisjes naar het buitenland dan aan een arbeidsloze zomer voor de ondergetekende. Resultaat: een blogbericht na een slordige twee maand stilte.
Mijn vakantiejob speelt zich af, zoals de voorbije twee jaar, in het pittoreske dorpje Gits, een onbetekenend geval diep in West-Vlaanderen. Eventjes na de Tweede Wereldoorlog werd daar een staalverwerkingsbedrijf gesticht met de welluidende naam SADEF (geen idee waar het acroniem zou moeten voor staan). Op heden is het een zeer respectabel bedrijf geworden en beslaat de oppervlakte van de fabriek 3/4 van Gits (ruwe schatting).Op het eerste zicht zou ik mij er als een vis in het water moeten voelen: voertaal is algemeen West-Vlaams, de humor neigt naar uitlachen, bestrooid met her en der een vrouwonvriendelijke uitlating en de voornaamste gespreksonderwerpen beslaan voetbal en de Tour de France. Edoch, niets is minder waar!
Na een dagje in veiligheidsschoenen (jobstudenten krijgen een paar dat, waarschijnlijk om kosten te drukken, geen binnenzool heeft) heeft een mens al nieuwe inzichten verworven in het lijden van door één of andere megalomane dictator vervolgde burgers. Daarenboven is het werk dat dient verricht te worden meestal vrij tot ongelooflijk geestafstompend. Ik ben een man van vele talenten, maar handenarbeid en praktisch denken zijn mij even vreemd als bescheidenheid. Ik redeneer altijd in termen van "Daar heb ik later wel personeel voor.". Zodra ik toegeef (want een mens komt daar niet ongevraagd voor uit) dat ik slavistiek studeer of - hoe kom ik erbij - soms wel eens een boek lees, word ik aangekeken alsof ik net heb verklaard dat ik als hobby oude dames onder voorbijrijdende trams duw. Ik zei het al eens: toen Sartre zei "L'enfer, c'est les autres", vergiste hij zich schromelijk. "L'enfer, c'est le vakantiejob".
Ik kan mij evenwel optrekken aan het feit dat ik nu geld krijg om vroeg op te staan, een privilege waar men de UGent grof geld moet voor betalen. Maar toch, zodra de vakantiejob en de daarbijhorende blues zich aanmelden, heb ik al wederom zin om naar Gent te vertrekken. Daar kan men nu eenmaal dingen doen die ik verkies boven vakantiejobben: uitslapen, drinken, zeveren op café, examens afleggen...