dinsdag 23 augustus 2011

Obesofobie, eclecticisme en hooligans

Rotterdam, vrijdagavond laatstleden. Een overvolle trein tuft het hoofdstation binnen. Een drietal onwennige Belgen, waaronder ondergetekende, stappen uit voor een vriendenbezoek. De genaamde J.Z. heeft namelijk de voorbije twee maanden in de Nederlandse grootstad doorgebracht met een doorgedreven antropologisch onderzoek naar de Nederlandse identiteit en met stage lopen bij de krant NRC Handelsblad. Aangezien deze voormalige eeuwige student in september de academische circuits verlaten zal en zich in de rangen van het keurkorps van de journalistieke roeping zal begeven (of toch zeker de rangen van de Knack-redactie), was het opportuun om deze nog een keer te bezoeken alvorens hij zijn studentikoze zuipen mildert (getuige zijn dagelijkse consumptie van tonic, zonder gin!). En daarenboven, heeft een mens dan een excuus nodig voor het inleggen van een epische weekendtrip?

De plaats van deze drie dagen durende bacchanaal, Rotterdam, zou door een voorzichtiger man als “architecturaal eclectisch” worden bestempeld. Voorzichtigheid is mij evenwel net zo vreemd als een voorliefde tot dansen in hotpants op de tonen van ABBA en dus hou ik het maar op “amalgaam van postmodernistische pogingen om het begrip “lelijkheid” te herdefiniëren”. Rotterdam, beste lezer, is het omgekeerde van Parijs: de gebouwen zijn er lelijk, maar de mensen vriendelijk. Hun Hollands accent neem je er dan maar bij en gelukkigerwijs beschikt elk café over minstens één soort echt, en dus Belgisch, bier. Geen druppel van het preutenvocht dat de Hollanders bier noemen heeft onze lippen beroerd, waar ik best wel trots op ben. De keerzijde van de medaille is wel dat de prijs voor dergelijk drinkbaar geïmporteerd bier navenant hoger is, maar wat zou het? Zelfs Belgen hebben hun nationale trots.

Onze vele bezoeken aan de plaatselijke horeca werden, voorspelbaar genoeg als je vier mannen met een ontregeld moreel kompas en te weinig empathie bijeen steekt, opgeluisterd door humor die op z’n zachtst gezegd meedogenloos is. Eén van ons echter, meester-riooljournalist en -charmeur M.D., stak hierbij zijn haat jegens corpulente vrouwen niet onder stoelen en banken. Toen de bediening verzorgd werd door een gezettere dame, keek hij deze aan met diep minachting en noemde haar in haar pafferig gezicht en in het Oost-Vlaams “Vette sjtèk”. De dame was hier, begrijpelijk, niet mee opgezet en begon spontaan aan een nieuwe vreetbui comfort eating. Voor M.D. was de toon gezet en blikken van onverholen obesofobie volgden iedere waggelende medemens die ons pad kruiste en dit viel vrij vaak voor, gezien onze gewoonte om uitgebreid te brunchen in de Burger King, waar hart- en vaatziekten thuis zijn en helaas het dichtste dat je in Nederland bij een gastronomische maaltijd raakt.

De volkscultuur van de grootste havenstad in West-Europa valt samen te vatten in één leuze, vaak gescandeerd door het supporterslegioen van Feyenoord, de lokale voetbalploeg: “Rotterdam! Hooligan!” en wij, als ware culturele kameleons, hebben ons deze mooie uiting eigen gemaakt. Want, beste lezer, en met deze laatste bedenking wil ik eindigen, in schoonheid is wellicht wat hooggegrepen, maar waarheidsgetrouw toch zeker wel: als Hollanders in Antwerpen met hun zatte kloten tegen de kathedraal mogen urineren, dan mogen wij bij het binnentreden van elke Rotterdamse drankgelegenheid een luidkeels "Belgijuuuuh!" slaken. (wij zouden ons naar alle waarschijnlijkheid tegen de kathedraal ontlast hebben, maar deze bevond zich niet op onze terugweg).

Tot gauw met meer verslagen over openbare dronkenschap en net geen zedenschennis!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten