(Wederom) gegroet, gij allen,
wees gerust, ik ben hier niet om, zoals de mode het zou voorschrijven, het wat zieltogende België te bekritiseren als zijnde onnatuurlijk, surrealistisch en inefficiënt. Inefficiëntie is een waarde die ik hoog in het vaandel draag, zijnde taalstudent, en elke verwezenlijking van de Mens is in se onnatuurlijk. En zeg nu zelf, beste lezer, sedert wanneer is surrealisme iets negatiefs? Deze wederom weergaloze tekst gaat dan ook over het surrealisme, zoals beoefend door één der grootste telgen der Belgische bodems, de eeuwig pijp rokende René Magritte (u weet wel, die van "ceci n'est pas une pipe", gij cultuurbarbaar!) en diens museum in de twistappel des koninkrijks, Brussel.
Voor een provinciaal, zoals sommigen mij wel zouden bestempelen, is een trip naar Brussel altijd eventjes een bevreemdende ervaring. Men spreekt daar hoegenaamd geen West-Vlaams, noch het bijhorend accent wordt vlotjes begrepen. Dus bedien ik mij van het Frans, helaas niet één van de talen waar mijn studie dieper op ingaat. Dit houdt in dat mijn Frans, gedurende een drietal jaar al ondertussen, stof ligt te vergaren op één van de achterste provisiekasten in één van de achterste bergruimtes van de zo al onoverzichtelijke chaos die mijn geest is. Edoch, het bovenhalen ging beduidend vlotter dan vooraf gevreesd. Toegegeven, veel ingewikkelde conversaties over de zin van het leven of gevorderde fysische vraagstukken heb ik niet gevoerd, maar om iets te bestellen of om de wegbeschrijving van een linguïstisch minder begaafde medemens te volgen naar de vestiaire blijkt geen probleem.
De trip zelf, het idee van mijn wederhelft, begon, zoals de meeste van mijn trips wel plegen te doen, in Gent, alwaar ik al enige moeite had om aan de ook al linguïstisch niet zo begaafde NMBS-klerk uitgelegd te krijgen dat ik slechts één b-dagtrip nodig had voor een persoon onder de 25. Edoch met engelengeduld en het nodige kleurrijk taalgebruik verkreeg ik wat ik nodig had om samen met mijn vriendin de lange queeste richting Magritte-museum aan te vangen. Eens te Brussel besloten wij eerst te doen wat een mens hoort te doen bij het bezoek aan een middelgrote tot grote stad: tsjolen. Velen wezen mij er al op dat kennis van het woord "tsjolen" vooralsnog niet algemeen verspreid is onder de nederlandstaligen van deze bedroevende aardkloot, maar er is nu slechts maar één woord dat mijn levensfilosofie zo passend verwoord en dit woord is het schone West-Vlaamse "tsjolen". Tsjolen is polyvalent: het kan slaan op doelloos ronddwalen, op nodeloos veel werk verrichten voor iets wat veel eenvoudiger kan of op een stoïcijns, vastberaden, koppig bijna, voortploeteren aan de taak die zich ter oplossing stelt. Daar ik een "tsjoolder" (het substantief, voor wie wat trager van begrip is) ben, tsjoolde ik dus ook in Brussel.
Na een heuse odyssee langs Brusselse wegen, die voortkronkelen over heuvels, langs wat bouwvallige huisjes, geretoucheerde herenhuizen en een standbeeld van een pissend jongetje (wat België geenszins van het imago van pedofiele staat ontdoet), kwamen wij zoals gepland des middags aan bij het gebouw waar de werken van de meester voor het grote publiek te bezichtigen zijn. Voor een museum van een surrealistische grootmeester zag het gebouw er opmerkelijk klassiek uit, enkel af en toe een raam waarvoor men een kopie had geïnstalleerd. Het interieur echter oogde opmerkelijk moderner, met als enige minpunt dat men energiebesparing iets te ver doordreef en elke schelle tl-lamp vervangen heeft door weinig verlichting brengende spaarlampen, hypercorrectie heet zoiets dan.
Maar goed, omkadering is slechts omkadering en zoals af te leiden valt uit de jammerlijk gekozen kleurencombinaties van mijn kledij, waarop ik wel eens gewezen wordt door mensen met gevoel voor mode, zoals daar zijn vrouwen en - ik ben politiek correct vandaag - sommige mannen, mankeer ik de finesses om omkadering naar zijn volle waarde te schatten. Ik ben meer een man van de inhoud en voorwaar mijn conclusies:
- René Magritte was wel een toffe peer
- René Magritte deed aan uitbesteed exhibitionisme (cf. vele naakten van zijn vrouw, waarmee hij zijn communistisch gedachtegoed toch wel ten spits dreef)
- René Magritte experimenteerde ongetwijfeld met krachtige hallucinogene drugs en was derhalve zijn tijd minstens dertig jaar voor.
- René Magritte had veel te veel tijd om handen.
- Het mag een wonder heten dat ik mij ooit door mijn examen Geschiedenis van de Kunst heb gebluft, getuige deze diepere inzichten in de schilderkunst.
Menig literatuur- en kunststudent verzuchtte reeds aan de bonte verzameling -ismes die het interbellum voortbracht, maar wat mij betreft mocht het surrealisme wel wat langer duren. Ongelukkigerwijs verzuchten vele van onze bruine vrienden met zwarte randjes uit WO II boven een welverdiend pak friet met mayonaise en stoverijsaus de franstaligheid van de man, maar halen toch variaties op diens spitsvondigheid boven. Zelfs de meest verstokte flamingant bezit nu eenmaal een sprankje surrealisme in zijn "onderdrukte" Vlaamse identiteit, al was het maar omdat Conscience naar alle waarschijnlijkheid dezelfde hallucinogene drugs nam als Magritte. Belg zijn is nu eenmaal een beetje surrealist zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten