vrijdag 9 december 2011

De werklast is mij tot last.

Niet getreurd, trouwe lezers, na maanden stilte en hard thesislabeur (welja, weinig thesis en zonder labeur) is er hier een nieuwe episode van de ondertussen al 8 afleveringen tellende blog. Ironisch genoeg zal ik hierin zagen, klagen en neuten over het feit dat ik een gigantische hoeveelheid werk moet verzetten, maar op één of andere manier wel tijd gevonden heb om mijn weeklaag hierover op het wereldwijde web te smijten.

Nu goed, in feite heb ik weinig reden tot klagen. Intelligentie is namelijk al even oneerlijk verdeeld als pakweg rijkdom of drinkbaar water en gelukkigerwijs bevind ik mijzelf aan de West-Europese zijde van de gausscurve des intelligentie. Reken daar nog keer bij dat ik een richting gekozen heb, waarin het standaard is om neer te kijken op ijverige mensen en elke prof, student en de meeste assistenten uitblinken in een op Oost-Europees model geënte vorm van luiheid (er zijn wel ijverige assistenten en her en der een student die zijn best moet doen om bij te benen, maar dit zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen) en eigenlijk zou ik geen reden mogen hebben tot klagen. Maar ja, blijkt dat door een ongelukkige samenloop van omstandigheden (zijnde minors en keuzevakken) ik volgende week in een tijdspanne van nauwelijks 48u een test Russisch, een presentatie Grieks (in het Grieks! De taal van een failliet en met grafitti beklad land, waar de mode is blijven steken in de jaren '80 en de beschaving haar hoogtepunt kende in 500 VOOR Christus!) en een presentatie over ikonen. Wat doet een mens dan? Neen, niet werken tot je er bij neer valt, maar zijn ongenoegen uiten in de anonimiteit van het internet (jawel, ik weet dat jullie mijn naam weten, maar wat doe je eraan?)!

Het goede nieuws is dat mijn paper Grieks voor bovengenoemde presentatie zo goed als af is, het slechte nieuws dan weer dat ik voor de completie van deze werkelijk Herculeaanse taak twee uur lang tête à tête heb moeten zitten met "i kiria Kaskandiri" oftewel mevrouw Kaskandiri, voor jullie analfabeten. Evanthia Kaskandiri is het Griekse equivalent van een locomotief voorzien van een fusiereactor en die bovendien bergaf gaat. Je kan je best doen om haar enigszins af te stoppen, maar uiteindelijk word je meegesleurd of omvergereden. Twee uur lang werd elke zin die ik geproduceerd had in de taal van Kavafis, Seferis en Elytis geanalyseerd, afgebroken, heropgebouwd, nogmaals afgebroken, nogmaals heropgebouwd, geschrapt en herschreven tot er een zin staat die door elke hellenofoon begrepen kan worden, ongeacht of hij zich aan de Hoorn van Afrikazijde van de bovengenoemde gausscurve bevindt of toch aan de eerder aan de meer welvarende, minder evenaar-achtige regionen van zelfde gausscurve. Helaas blijkt keer op keer dat Giannis met de pet weinig interesse vertoont voor de nuances van de literatuurwetenschap, zelfs als deze nuances op schitterende wijze in zijn eigen taal worden opgesteld. En dat allemaal omdat hij geen geld heeft om zijn appartement noch de behandeling van zijn aan leukemie lijdende oudste kan betalen, de arrogante, werkloze eikel!

Nu goed, mijn gal is gespogen, mijn vitriool heeft nog maar eens enkele honderduizend bytes van internetschap weggebrand en mijn werklast roept mij tot verdere Herculeaanse taken.

Dank voor het lezen! Het eeuwig paradijs zou uw deel zijn, maar het bestaat niet. Peace out!

dinsdag 23 augustus 2011

Obesofobie, eclecticisme en hooligans

Rotterdam, vrijdagavond laatstleden. Een overvolle trein tuft het hoofdstation binnen. Een drietal onwennige Belgen, waaronder ondergetekende, stappen uit voor een vriendenbezoek. De genaamde J.Z. heeft namelijk de voorbije twee maanden in de Nederlandse grootstad doorgebracht met een doorgedreven antropologisch onderzoek naar de Nederlandse identiteit en met stage lopen bij de krant NRC Handelsblad. Aangezien deze voormalige eeuwige student in september de academische circuits verlaten zal en zich in de rangen van het keurkorps van de journalistieke roeping zal begeven (of toch zeker de rangen van de Knack-redactie), was het opportuun om deze nog een keer te bezoeken alvorens hij zijn studentikoze zuipen mildert (getuige zijn dagelijkse consumptie van tonic, zonder gin!). En daarenboven, heeft een mens dan een excuus nodig voor het inleggen van een epische weekendtrip?

De plaats van deze drie dagen durende bacchanaal, Rotterdam, zou door een voorzichtiger man als “architecturaal eclectisch” worden bestempeld. Voorzichtigheid is mij evenwel net zo vreemd als een voorliefde tot dansen in hotpants op de tonen van ABBA en dus hou ik het maar op “amalgaam van postmodernistische pogingen om het begrip “lelijkheid” te herdefiniëren”. Rotterdam, beste lezer, is het omgekeerde van Parijs: de gebouwen zijn er lelijk, maar de mensen vriendelijk. Hun Hollands accent neem je er dan maar bij en gelukkigerwijs beschikt elk café over minstens één soort echt, en dus Belgisch, bier. Geen druppel van het preutenvocht dat de Hollanders bier noemen heeft onze lippen beroerd, waar ik best wel trots op ben. De keerzijde van de medaille is wel dat de prijs voor dergelijk drinkbaar geïmporteerd bier navenant hoger is, maar wat zou het? Zelfs Belgen hebben hun nationale trots.

Onze vele bezoeken aan de plaatselijke horeca werden, voorspelbaar genoeg als je vier mannen met een ontregeld moreel kompas en te weinig empathie bijeen steekt, opgeluisterd door humor die op z’n zachtst gezegd meedogenloos is. Eén van ons echter, meester-riooljournalist en -charmeur M.D., stak hierbij zijn haat jegens corpulente vrouwen niet onder stoelen en banken. Toen de bediening verzorgd werd door een gezettere dame, keek hij deze aan met diep minachting en noemde haar in haar pafferig gezicht en in het Oost-Vlaams “Vette sjtèk”. De dame was hier, begrijpelijk, niet mee opgezet en begon spontaan aan een nieuwe vreetbui comfort eating. Voor M.D. was de toon gezet en blikken van onverholen obesofobie volgden iedere waggelende medemens die ons pad kruiste en dit viel vrij vaak voor, gezien onze gewoonte om uitgebreid te brunchen in de Burger King, waar hart- en vaatziekten thuis zijn en helaas het dichtste dat je in Nederland bij een gastronomische maaltijd raakt.

De volkscultuur van de grootste havenstad in West-Europa valt samen te vatten in één leuze, vaak gescandeerd door het supporterslegioen van Feyenoord, de lokale voetbalploeg: “Rotterdam! Hooligan!” en wij, als ware culturele kameleons, hebben ons deze mooie uiting eigen gemaakt. Want, beste lezer, en met deze laatste bedenking wil ik eindigen, in schoonheid is wellicht wat hooggegrepen, maar waarheidsgetrouw toch zeker wel: als Hollanders in Antwerpen met hun zatte kloten tegen de kathedraal mogen urineren, dan mogen wij bij het binnentreden van elke Rotterdamse drankgelegenheid een luidkeels "Belgijuuuuh!" slaken. (wij zouden ons naar alle waarschijnlijkheid tegen de kathedraal ontlast hebben, maar deze bevond zich niet op onze terugweg).

Tot gauw met meer verslagen over openbare dronkenschap en net geen zedenschennis!

maandag 18 juli 2011

Vakantiejobblues

Zoals reeds genoegzaam geweten is, is mijn voornaamste bron van inspiratie woede vanwege de wereld in het algemeen en mijn dagelijks leven in het bijzonder. Welnu, de zomermaanden brengen behalve warm weer (nu ja, in voorgaande jaren althans) ook een vakantiejob met zich mee. En een vakantiejob frustreert mij mateloos, maar is absoluut onvermijdbaar, aangezien mijn ouders hun geld liever spenderen aan reisjes naar het buitenland dan aan een arbeidsloze zomer voor de ondergetekende. Resultaat: een blogbericht na een slordige twee maand stilte.

Mijn vakantiejob speelt zich af, zoals de voorbije twee jaar, in het pittoreske dorpje Gits, een onbetekenend geval diep in West-Vlaanderen. Eventjes na de Tweede Wereldoorlog werd daar een staalverwerkingsbedrijf gesticht met de welluidende naam SADEF (geen idee waar het acroniem zou moeten voor staan). Op heden is het een zeer respectabel bedrijf geworden en beslaat de oppervlakte van de fabriek 3/4 van Gits (ruwe schatting).Op het eerste zicht zou ik mij er als een vis in het water moeten voelen: voertaal is algemeen West-Vlaams, de humor neigt naar uitlachen, bestrooid met her en der een vrouwonvriendelijke uitlating en de voornaamste gespreksonderwerpen beslaan voetbal en de Tour de France. Edoch, niets is minder waar!

Na een dagje in veiligheidsschoenen (jobstudenten krijgen een paar dat, waarschijnlijk om kosten te drukken, geen binnenzool heeft) heeft een mens al nieuwe inzichten verworven in het lijden van door één of andere megalomane dictator vervolgde burgers. Daarenboven is het werk dat dient verricht te worden meestal vrij tot ongelooflijk geestafstompend. Ik ben een man van vele talenten, maar handenarbeid en praktisch denken zijn mij even vreemd als bescheidenheid. Ik redeneer altijd in termen van "Daar heb ik later wel personeel voor.". Zodra ik toegeef (want een mens komt daar niet ongevraagd voor uit) dat ik slavistiek studeer of - hoe kom ik erbij - soms wel eens een boek lees, word ik aangekeken alsof ik net heb verklaard dat ik als hobby oude dames onder voorbijrijdende trams duw. Ik zei het al eens: toen Sartre zei "L'enfer, c'est les autres", vergiste hij zich schromelijk. "L'enfer, c'est le vakantiejob".

Ik kan mij evenwel optrekken aan het feit dat ik nu geld krijg om vroeg op te staan, een privilege waar men de UGent grof geld moet voor betalen. Maar toch, zodra de vakantiejob en de daarbijhorende blues zich aanmelden, heb ik al wederom zin om naar Gent te vertrekken. Daar kan men nu eenmaal dingen doen die ik verkies boven vakantiejobben: uitslapen, drinken, zeveren op café, examens afleggen...

woensdag 20 april 2011

Theorie van de intellectueel billijke verdeling der goederen

Zoals reeds duidelijk mag zijn uit voorgaande episoden van deze weergaloze blog, erger ik mij vaak mateloos aan deze aardkloot en zekere gebeurtenissen die er zich op af spelen. Daarenboven, beste lezer, ben ik vrij snel afgeleid en ben ik geneigd om mijzelf nogal snel een pauze te gunnen, waardoor pakweg een bachelorpaper schrijven een werk van lange adem wordt. En dat al helemaal als je tussendoor nog eens de wereld moet wijzen op de vele onrechtvaardigheden die er zich op af spelen bij monde van een blog. Edoch, beste lezer, er zijn zeldzame ogenblikken waarop mijn scherpe geest, mijn verontwaardiging en mijn schrijverspen elkaar moeiteloos vinden en dit is er zo één. Het product van mijn verdorven brein dat ik aan u wil uit de doeken doen, heet, zoals dit bericht, de "theorie van de intellectueel billijke verdeling der goederen".

Ik geef toe, een wat lange titel misschien, maar soms kan noch hoeft een titel laconiek te zijn. De achterliggende gedacht van mijn theorie is eenvoudig: de grootte van het persoonlijk kapitaal moet begrensd worden op basis van intelligentie. Begrijp mij niet verkeerd, dames en heren, ik ben zo rood als een rosse die in slaap is gevallen in de Sahara zonder voordien een bad te hebben genomen in zonnecrème van industriële sterkte. Arbeiders die aan hun veertigste hun rug hebben kapot gelabeurd mogen van mij best voldoende geld krijgen om de rest van hun dagen in betrekkelijke welstand door te brengen. De mensen waar mijn theorie zich op concentreert, zijn de bekende voorbeelden: voetballers, filmsterren, popsterren, lottowinnaars, zonen en dochters van stinkend rijke ouders en dergelijke meer. Van mij mogen deze mensen ook hun kost verdienen, maar niet de obscene hoeveelheden die ze nu voor een minimum aan inspanning in de schoot krijgen geworpen, want ze zijn, helaas, vaak intellectueel onvoldoende gewapend om met deze rijkdom om te gaan.

Misschien wat kort door de bocht hoor ik u denken, maar volgens mij zelfs noodzakelijk. Er zijn legio voorbeelden van mensen, die zonder dat ene verwaarloosbaar talent naar alle waarschijnlijkheid zouden vallen in de zeer brede categorie "margi's" (en dat vaak ondanks het verwaarloosbare talent nog steeds doen), maar die door een speling van het lot wel deze sommen verdienen en er niet mee kunnen om gaan. Ik geef u gaarne enkele voorbeelden:
Britney Spears: prototype "white trash", dat door een combinatie van plat commercialisme en een afkeer van verhullende kledij miljoenen schepte, maar hier uiteindelijk onderuit aan ging en ook een afkeer begon te ontwikkelen voor ondergoed, zeep en veilige seks. Nu door een rechter als wingewest toegewezen aan haar vader.
Jonathan Legear: voetballer met het nodige talent als het gaat over tegen een bal shotten, maar die helaas zichzelf had opgesloten in het toilet toen het gezond verstand werd uitgedeeld. Tatoeëerde "vini vidi vici" op zijn arm in de waan dat dit correct Latijn zou zijn (Jonathan zou nog geen correct Latijn herkennen, moest het hem met een bord waarop staat "Ik ben correct Latijn" over het hoofd slaan) en parkeerde daarna zijn ferrari in een garage van iemand anders via de zijmuur. Heeft ondertussen waarschijnlijk al weer een ander model aangeschaft.
Paris Hilton: inhoudsloze, aan anorexia lijdende bimbo, waarvan de vader toevallig multimiljonair is. Is de definitie van "famous for being famous". Zoog zich een weg naar heel wat van 's werelds harde schijven en maakte via muziek en reality show de wereld duidelijk dat succes helemaal niet afhangt van talent.
Mario Balotelli: opnieuw een voetballer, deze keer met aanzienlijk meer talent dan zijn voorgaande collega op deze lijst, maar recht evenredig achterlijker. Slaagt er niet in om een trainingshesje aan te trekken, begaat even dwaze als gevaarlijke overtredingen op het voetbalveld, bekogelde een jeugdploeg van zijn club met darts (!) en verdient per baltoets meer dan wij samen alles bijeen ooit zullen verdienen.
Koningshuizen: historische inteeltfossielen die in sommige staten nog altijd "functioneren", gevoed door dotaties (lees "uw belastingsgeld"). Toegevoegde waarde nihil. Zie ook: adel.
François Sterchele: misschien beetje een controversiële toevoeging aan de lijst, maar laten we wel wezen, als François paar honderdduizenden euro's minder had verdiend om die bal tegen de netten te prikken, had hij naar alle waarschijnlijkheid geen ferrari gekocht en had hij zich niet eerst te pletter gezopen om zich daarna te pletter te rijden.

U ziet: een mooie bloemlezing uit een ellenlange lijst. De echte onrechtvaardigheid is echter dat terwijl deze geld scheppen alsof het slijk was, de hoogopgeleiden van deze wereld (de ingenieurs, geneeskundigen, wetenschappers, slavisten...) het met veel minder moeten doen, terwijl net deze wel over het nodige intellect beschikken om met dergelijke sommen om te gaan. Een fout in de structuur van onze wereldmaatschappij als je het mij vraagt en die ongetwijfeld nog levens zal kosten! Daarom luidt mijn credo:

Red de margi! Geef mij zijn geld!

Uw bescheiden dienaar, die zijn wat uit de hand gelopen pauze nu maar weer stop zet.

woensdag 6 april 2011

De NMBS-conducteur

Vele zaken maken mij wel eens kwaad, maar er is weinig of niets dat kan tippen aan de pure, onversneden, rauwe haat die een NMBS-conducteur in functie aan mij kan ontlokken. Het bloed slaat aan de kook binnen mijn hopeloos dichtgeslibde aders, mijn met wallen omkranste ogen puilen uit en naar verluidt snijdt er wel eens een bliksem door de hemel, gevolgd door een dreigende donderslag, hagelbuien, windhozen en vulkaanuitbarstingen.

Ik ben geen onmens, beste lezer, de meeste conducteurs krijgen van mij een aanmoedigende glimlach en honderd procent medewerking. Maar dat zijn niet de conducteurs waar ik het over wens te hebben, brave mensen die slechts hun job naar het volle van hun, toegegeven, wat beperkte vermogens wensen uit te voeren. Mijn haat is gevestigd jegens de strebers van het conducteurskorps. Mensen die hun uniform met te veel liefde dragen, die zich vasthouden aan de letter van de reglementen, die achteraan de rij stonden toen het gevoel voor humor werd uitgedeeld, maar vooraan de rij van de twijfelachtige lichaamsgeuren.

U kan ze het best herkennen aan (ik geef een gemiddelde doch lichtjes subjectief gekleurde beschrijving) hun vettige halflange lokken, waar af en toe een verdwaalde vlieg zichzelf in vast vliegt om er te sterven aan een gebrek aan voedsel of levend verteerd te worden door de bacteriekolonies die elders nergens dergelijke vruchtbare voedingsbodems vonden; overmatig gebruik van aftershave om hun hopeloze hygiënische toestand te verdoezelen en ofwel een gevulde bierbuik, ofwel een pokdalig gezicht met puisten die des mans puberteit met enkele jaren hebben overleefd.

Maar deze fysieke anomalieën verzinken in het niets bij de enorme psychologische lasten die zulke mensen dragen. Gepest op school wegens chronisch acute halitose, overgewicht, stotterij, sociale handicaps, fysieke handicaps, religieus fanatisme en/of simpelweg dom zijn, thuis geslagen door hun moeder, hun vader, hun stiefmoeder(s), hun stiefvader(s), hun draagmoeder, hun broer(s), hun zus(sen), de buren, de postbode en/of de kuisvrouw. Voor dergelijke sociale paria's is de keuze beperkt: beschutte werkplaats, psychiatrische instelling of de spoorwegen. De NMBS op haar meest altruïstisch.

Het zijn deze chromosomaal gedegenereerden die mensen uit eerste klasse smijten, zelfs al is de trein tot in de nok gevuld, en dan het lef hebben om te zagen over het feit dat ze hun BMI van 50 niet langer doorheen de wandelgang van de trein kunnen sleuren. Het zijn deze ingegroeide teennagels van de mensheid die met een merkbaar genot mensen boetes geven omwille van het zich vergissen van datum op hun campuskaart. En het zijn deze die elke week opnieuw op hun bokkenpoten de lijn Gent - De Panne patrouilleren, vele aangetekende brieven aan het adres van de NMBS vanwege mijn arts met betrekking tot mijn met rasse schreden naderende kransslagaderbreuk ten spijt.

donderdag 3 maart 2011

Studentennachten

Wederom gegroet,

in tegenstelling tot wat vorige episodes van deze nu al legendarische blog misschien doen vermoeden ben ik helemaal niet zo'n elitaire zak, die neerkijkt op allen en dagelijks museumbezoeken doet. Ik kan wel een pintje smaken, op gezette tijden (lees: 's avonds). Natuurlijk in het studentenmilieu wordt over overmatig alcoholverbruik niet vlug gestruikeld, er wordt enkel gestruikeld door overmatig alcoholverbruik. Als je kroeggenoten zich ook allemaal bezuipen, dan valt het geenszins op dat je zelf ook niet meer helemaal recht naar je fiets loopt. Om nog maar te zwijgen over eventuele valpartijen die tot schaafwonden, blauwe plekken en kapotte fietsen leiden. Aan dergelijke schitterende avonden in de Arteveldestad is deze aflevering van mijn blog gewijd, met mensen allerhande, die allemaal op zo efficiënt mogelijke wijze af lijken te willen van hun lever of wat daar van overblijft.

Studenten drinken. Als waarheid kan die uitspraak concurreren met andere diepere inzichten over de realiteit, zoals daar zijn "De bal is rond", "ijs is koud" en "tieten zijn cool". Steek een slordige 50.000 studenten in een middelgrote Belgische stad en binnen de kortste keren heb je naast een unief en wat hogescholen ook oorden van verderf, zoals in casu de Overpoort of zoals een Bulgaarse gastprofessor het ooit bestempelde "your drinking street". Deze is niet bijster lang, staat vol met cafés en bars en heeft de neiging om vrijdagochtend een vrij indringende geur te hebben, terwijl de laatste levende lijken uit één der beruchte bars naar huis strompelen in de waterige ochtendzon en geconfronteerd worden met montere medestudenten, die wel belang hechten aan lessen om 8u30. Deze fietsen met een aan doodsverachting grenzende roekeloosheid langs en over gebroken glas, plassen lichaamexcreties en af en toe een bewusteloze feestvierder.

Mogelijkheden tot intoxicatie zijn er, poëtisch genoeg, zat en er wordt dan ook dankbaar gehoor gegeven aan de lokroep van de alcohol. In die mate zelfs dat de universiteit zichzelf aanpast op sommige punten. De studentenartsen van de UGent bijvoorbeeld baseren hun diagnose meestal op twee vragensequenties die volstaan voor 90 procent van de bezoekenden: klasse 1 slaat op overmatig alcoholgebruik, klasse 2 op promiscue seksueel gedrag, naar alle waarschijnlijkheid voortgebracht door klasse 1. Ondergetekende heeft reeds enige nachten doorgebracht in drinkend gezelschap en zag reeds enkele deernes meegetroond worden op het roestig ros van hun zwalpende prins. Moest ik studentenarts zijn, ik zou mijn diagnose ook met dergelijke vraagstellingen beginnen.

De gemiddelde studentennacht begint meestal met een vettig maal, zoals daar zijn frieten, pitta of pizza. Daarna een opwarming op iemands kot, bestaande uit bier, vodka (als een mens, zoals mij, slavistiek studeert, moet je dan ook in karakter blijven) en naar eigen goeddunken gekruid met wiet of iets dergelijks. Waarna je in groep de wijde wereld intrekt om door een goed gekweekte Marokkaanse buitenwipper gekeurd te worden naar de mate van deftig schoeisel en designerondergoed (diepe decolletés en korte rokjes worden ook geapprecieerd, maar enkel bij vrouwen), alvorens binnen te komen in een drukbevolkte ruimte, waar de muziek te luid staat en de geur van zweet, testosteron en tabak in de lucht hangt. Na een korte aanpassing begint de studentennacht dan zoals het hoort, met dans en drank. Na 2u is iedereen in het gezelschap gezellig dronken, redelijk dronken of straalbezopen en is de eerste al druk bezig met zijn tong de amandelen van een onschuldige, doch geroutineerde erasmusster aan het onderzoeken (gelieve de geslachten te veranderen waar nodig) en zit de rest hier hartelijk mee te lachen. Tegen 4u is iedereen goed de wind in en begint de vermoeidheid samen met de alcohol op te spelen, zodat tussen 4u en 6u de studentennacht kalmer wordt, daar de meesten terug de geborgenheid van hun bed opgezocht hebben, al dan niet alleen. Enkele echte die-hards blijven echter het geld van hun ouders verbrassen en het zijn deze die later om 8u met bloeddoorlopen ogen de straat doorstrompelen in de ijdele hoop dat niemand doorheeft dat ze waaarschijnlijk wat te diep in het glas gekeken hebben.

Laten we wel wezen, feesten tot in de onzalige uurtjes is een studentenrecht en één van de voornaamste redenen waarom de studententijd veelal aanzien wordt als een één van de betere tijdvakken, waarin men gewoonlijk een mensenleven dissecteert. Feesten tot in de onzalige uurtjes is wat een student nodig heeft om later verantwoordelijk(er) te worden voor de ongetwijfeld cruciale rol die hij zal spelen op maatschappelijk vlak. En feesten tot in de onzalige uurtjes is natuurlijk ook gewoon beestig.

Soit, ik heb dorst, tot de volgende!

vrijdag 11 februari 2011

La Belgique surréaliste

(Wederom) gegroet, gij allen,

wees gerust, ik ben hier niet om, zoals de mode het zou voorschrijven, het wat zieltogende België te bekritiseren als zijnde onnatuurlijk, surrealistisch en inefficiënt. Inefficiëntie is een waarde die ik hoog in het vaandel draag, zijnde taalstudent, en elke verwezenlijking van de Mens is in se onnatuurlijk. En zeg nu zelf, beste lezer, sedert wanneer is surrealisme iets negatiefs? Deze wederom weergaloze tekst gaat dan ook over het surrealisme, zoals beoefend door één der grootste telgen der Belgische bodems, de eeuwig pijp rokende René Magritte (u weet wel, die van "ceci n'est pas une pipe", gij cultuurbarbaar!) en diens museum in de twistappel des koninkrijks, Brussel.

Voor een provinciaal, zoals sommigen mij wel zouden bestempelen, is een trip naar Brussel altijd eventjes een bevreemdende ervaring. Men spreekt daar hoegenaamd geen West-Vlaams, noch het bijhorend accent wordt vlotjes begrepen. Dus bedien ik mij van het Frans, helaas niet één van de talen waar mijn studie dieper op ingaat. Dit houdt in dat mijn Frans, gedurende een drietal jaar al ondertussen, stof ligt te vergaren op één van de achterste provisiekasten in één van de achterste bergruimtes van de zo al onoverzichtelijke chaos die mijn geest is. Edoch, het bovenhalen ging beduidend vlotter dan vooraf gevreesd. Toegegeven, veel ingewikkelde conversaties over de zin van het leven of gevorderde fysische vraagstukken heb ik niet gevoerd, maar om iets te bestellen of om de wegbeschrijving van een linguïstisch minder begaafde medemens te volgen naar de vestiaire blijkt geen probleem.

De trip zelf, het idee van mijn wederhelft, begon, zoals de meeste van mijn trips wel plegen te doen, in Gent, alwaar ik al enige moeite had om aan de ook al linguïstisch niet zo begaafde NMBS-klerk uitgelegd te krijgen dat ik slechts één b-dagtrip nodig had voor een persoon onder de 25. Edoch met engelengeduld en het nodige kleurrijk taalgebruik verkreeg ik wat ik nodig had om samen met mijn vriendin de lange queeste richting Magritte-museum aan te vangen. Eens te Brussel besloten wij eerst te doen wat een mens hoort te doen bij het bezoek aan een middelgrote tot grote stad: tsjolen. Velen wezen mij er al op dat kennis van het woord "tsjolen" vooralsnog niet algemeen verspreid is onder de nederlandstaligen van deze bedroevende aardkloot, maar er is nu slechts maar één woord dat mijn levensfilosofie zo passend verwoord en dit woord is het schone West-Vlaamse "tsjolen". Tsjolen is polyvalent: het kan slaan op doelloos ronddwalen, op nodeloos veel werk verrichten voor iets wat veel eenvoudiger kan of op een stoïcijns, vastberaden, koppig bijna, voortploeteren aan de taak die zich ter oplossing stelt. Daar ik een "tsjoolder" (het substantief, voor wie wat trager van begrip is) ben, tsjoolde ik dus ook in Brussel.

Na een heuse odyssee langs Brusselse wegen, die voortkronkelen over heuvels, langs wat bouwvallige huisjes, geretoucheerde herenhuizen en een standbeeld van een pissend jongetje (wat België geenszins van het imago van pedofiele staat ontdoet), kwamen wij zoals gepland des middags aan bij het gebouw waar de werken van de meester voor het grote publiek te bezichtigen zijn. Voor een museum van een surrealistische grootmeester zag het gebouw er opmerkelijk klassiek uit, enkel af en toe een raam waarvoor men een kopie had geïnstalleerd. Het interieur echter oogde opmerkelijk moderner, met als enige minpunt dat men energiebesparing iets te ver doordreef en elke schelle tl-lamp vervangen heeft door weinig verlichting brengende spaarlampen, hypercorrectie heet zoiets dan.

Maar goed, omkadering is slechts omkadering en zoals af te leiden valt uit de jammerlijk gekozen kleurencombinaties van mijn kledij, waarop ik wel eens gewezen wordt door mensen met gevoel voor mode, zoals daar zijn vrouwen en - ik ben politiek correct vandaag - sommige mannen, mankeer ik de finesses om omkadering naar zijn volle waarde te schatten. Ik ben meer een man van de inhoud en voorwaar mijn conclusies:
- René Magritte was wel een toffe peer
- René Magritte deed aan uitbesteed exhibitionisme (cf. vele naakten van zijn vrouw, waarmee hij zijn communistisch gedachtegoed toch wel ten spits dreef)
- René Magritte experimenteerde ongetwijfeld met krachtige hallucinogene drugs en was derhalve zijn tijd minstens dertig jaar voor.
- René Magritte had veel te veel tijd om handen.

- Het mag een wonder heten dat ik mij ooit door mijn examen Geschiedenis van de Kunst heb gebluft, getuige deze diepere inzichten in de schilderkunst.

Menig literatuur- en kunststudent verzuchtte reeds aan de bonte verzameling -ismes die het interbellum voortbracht, maar wat mij betreft mocht het surrealisme wel wat langer duren. Ongelukkigerwijs verzuchten vele van onze bruine vrienden met zwarte randjes uit WO II boven een welverdiend pak friet met mayonaise en stoverijsaus de franstaligheid van de man, maar halen toch variaties op diens spitsvondigheid boven. Zelfs de meest verstokte flamingant bezit nu eenmaal een sprankje surrealisme in zijn "onderdrukte" Vlaamse identiteit, al was het maar omdat Conscience naar alle waarschijnlijkheid dezelfde hallucinogene drugs nam als Magritte. Belg zijn is nu eenmaal een beetje surrealist zijn.

zaterdag 5 februari 2011

Bespiegelingen, bedoelt u?

Hallo, gij nobele onbekende of ietwat minder nobele bekende,

ik geef grif toe, ik vind mensen die bloggen zonder dat ze daar gegronde redenen toe hebben , zoals daar zijn: erasmus of iets dat daar voor doorgaat, een opdracht in de jacht voor het gegeerde diploma etc., voornamelijk megalomane, pretentieuze eikels die blijkbaar onder de illusie leven dat de wereld zich ook maar iets wenst aan te trekken van hun eigenste bespiegelingen over wat er zich in diezelfde wereld afspeelt. Want, beste lezer, wat kan het ons schelen wat één of andere onwetende uit een onbeduidende Belgische gemeente voor licht racistische kanttekeningen wenst te maken bij een volksopstand in Egypte? Of over zijn buurman die - hoe durft hij - door puur genetisch toeval nooit naar de zonnebank hoeft, terwijl onze held zich wekelijks daarheen rept om zijn tattoo van een bijpassende tint te voorzien?

Maar toch, hier zit ik dan achter mijn laptop, furieus weg te tikken aan wat de geschiedenis in zal gaan als mijn eerste blogbericht (gelieve hier klaroengeschal af te spelen). En ik vind mijzelf slechts met tussenpozen een megalomane, pretentieuze eikel, wat ongetwijfeld iets te maken heeft met het feit dat ik geen tattoo heb en enkel racistische kanttekeningen maak omwille van humoristische redenen. Ik zal u niets voorliegen, ik kan wel soms eens wat arrogant overkomen, maar dat is enkel omdat ik mij soms beter voel dan anderen. Ik doe soms denigrerend tegenover vrouwen, gelovigen, etnische minderheden, middenstanders en mensen met een andere politieke opvatting, maar in wezen ben ik een zeer minzaam man.

De meer kritische geesten onder u wachten waarschijnlijk vol ongeduld om mij erop te wijzen dat de titel van mijn blog, "Verspiegelingen", eigenlijk geen woord is in de Nederlandse taal. En inderdaad, een korte googletrip verder is men gedwongen vast te stellen dat het woord enkel slaat op een Nederlandse cultuurorganisatie die voorziet in theaterworkshops (tot zover het waanbeeld dat ik enigszins origineel was). Correct zou zijn "Bespiegelingen", maar correct is dan ook saai en reeds lang opgeëist door een voorganger. Maar van een nood wordt wel al eens een deugd gemaakt en zo komen wij bij het schone woord "verspiegeling", een jammerlijke omissie uit de ondertussen al obese Van Dale. Een verspiegeling, zou Van Dale kunnen definiëren, is een bespiegeling, een essay gemaakt door een meanderende geest over een willekeurig onderwerp (verdacht goed lijkend op een bespiegeling quoi). En met dergelijke schrijfsels wens ik mijn blog te vullen, voornamelijk over gebeurtenissen en ergernissen uit het dagelijkse leven.

Waarom? Eerst en vooral hou ik van schrijven en een mens kan nu eenmaal niet blijven schrijven zonder dat eens voor te leggen aan de publieke opinie, i.e. u, de lezer. Deze blog zal dus zowel het vehikel zijn voor mijn literaire aspiraties als voor mijn dagelijkse ergernissen (het dient gezegd, deze zijn legio). Voorts dienen er enkelingen te worden vermeld, die mij erop wezen dat ze mijn teksten wel nog kunnen appreciëren en dat ze die wel eens in blogvorm wilden zien. Dat het gratis is, er geen uitgeverijen en daarmee gepaarde afwijzingen zijn bij verbonden en ik een blogbericht kan typen in een uurtje zijn enkel pluspunten. Het feit dat ik nu door het leven zal moeten gaan als pretentieuze zak neem ik er dan maar bij. Voor de wereldliteratuur! Voor mijn nobelprijs! Voor verstrooiing!